En de vespen steken voor altijd
Wanneer je een onderwerp grotendeels onbevooroordeeld benadert, is het resultaat vaak verbazingwekkend, zo niet briljant. Bijvoorbeeld wanneer een vliegtuigontwerper een gemotoriseerde tweewieler uitprobeert. Dit is precies het oorsprongsverhaal van de legendarische Vespa-scooter, die dit jaar 70 jaar wordt.

En de vespen steken voor altijd

Kort na de Tweede Wereldoorlog was in Italië vrijwel alles schaars, maar vooral goedkope mobiliteit. Geen wonder dat bedrijven als radiofabrikant Ducati hulpmotoren voor fietsen gingen bouwen. Ook de vliegtuigfabriek van Piaggio Air was op zoek naar een dergelijk concept dat niet alleen gemakkelijk te verkopen zou zijn, maar ook met de beschikbare middelen kon worden vervaardigd. De vliegtechnicus Corradino D’Ascano kreeg van bedrijfseigenaar Enrico Piaggio de opdracht een gemotoriseerde tweewieler te ontwikkelen. D’Ascano had eigenlijk een hekel aan motorfietsen, ze maakten je alleen maar vies, en hij wilde eigenlijk zijn brood verdienen met de opkomende helikoptertechnologie. Maar omdat hij alleen de mogelijkheid had om potten of soortgelijke huishoudelijke artikelen of zelfs een voertuig te produceren, ontwikkelde hij in verbazingwekkend korte tijd een compleet nieuw concept. Het motto was om schoon en comfortabel van A naar B te komen, bijna zoals in een auto. Daarom verdween de motor onder een metalen motorkap, was er geen vette ketting (het achterwiel zat direct vast aan de motor) en uiteraard een vrije toegang om de dames, die destijds vrijwel uitsluitend in rokjes liepen, te laten rijden. Naast de zwenkarm van de aandrijfeenheid was ook het concept van het plaatpersframe een ingenieuze zet; het maakte het gebruik van de bestaande tools mogelijk en was ook uiterst stabiel. De eenzijdige ophanging van de twee (verwisselbare) wielen kwam uit de luchtvaarttechniek; het landingsgestel van Piaggio-oorlogsvliegtuigen vormde hier de inspiratie. Vanaf dat moment was het verwisselen van een wiel net zo eenvoudig als bij een auto; Het dragen van een reservewiel maakte de bestuurder onafhankelijker op de wegen die toen nog zwaar bezaaid waren met hoefnagels.
Van Paperino tot Vespa
Het eerste ontwerp was met zijn 90 cc-motor niet bepaald iets moois, daarom werd het prototype door de Piaggio-arbeiders "Paperino" (Donald Duck) genoemd. Alleen de tweede versie, met zijn slanke taille, overtuigde qua design en werd “Vespa”, de wesp, gedoopt. De ingenieuze eenvoud en details zoals een handgeschakelde versnellingsbak, die ook prachtige damesschoenen beschermde, zorgden voor een snelle verspreiding, en niet alleen in Italië. Er waren zeker jaren daarvoor vergelijkbare concepten geweest, zoals de Lomos stoelfiets uit de jaren twintig of de Neracar, die kort daarna in de VS werd gebouwd. Deze voertuigen misten echter de consistentie van de Vespa en natuurlijk de juiste omgeving.
In de jaren vijftig werd het razende insect ook ten noorden van de Alpen bekend; in Duitsland werd het onder licentie gebouwd en in India zonder licentie. In 1963 was de V 50 Special de eerste bromfiets met hetzelfde ontwerp, waar jongeren van beide geslachten meteen voor vielen. Ondertussen hadden de “groten” 160 en 180 cm³ bereikt, en deze scooters konden zich uitstekend staande houden, zelfs in de algemene achteruitgang van tweewielers in deze tijd. Toen in de jaren zeventig en tachtig een nieuwe hausse aan tweewielers zich vanuit de VS naar Europa verspreidde, liepen de Italianen nog steeds voorop. De Vespa had zich ontwikkeld tot een cultvoertuig, er waren en zijn nog steeds talloze tuning en accessoires waar een hele industrie van leeft, vooral in moederland Italië.
Prestaties in de sport
Eén reden voor hun populariteit was altijd hun toewijding aan sport; in de jaren vijftig wonnen de Vesps uit Pontedera veel wedstrijden, waarvan de meeste een eigen scooterklasse hadden. De scooters hielden zowel op de weg als off-road hun mannetje, domineerden de Zesdaagse van 1951 en wonnen negen gouden medailles. Een Vespa-team nam zelfs deel aan de beruchte woestijnrally Parijs-Dakar en haalde zelfs de finish. Voor dit doel waren er altijd bijzonder sportieve modellen zoals de 90 SS met een reservewiel en extra tank die als kniegewricht fungeerde of de T5 met een bijzonder snelle motor. Het basisconcept van de onverwoestbare scooter is altijd hetzelfde gebleven zoals D'Ascano hem in 1946 tekende. Het plaatstalen geperste frame en de zwenkarm van de aandrijfeenheid, evenals de wielophangingen, zijn typische handelsmerken, ook al moet er na een zware val meestal een loodgieter worden ingeschakeld. Natuurlijk zijn de motoren veranderd. De onverwoestbare tweetaktmotor moest vanwege geluids- en emissieredenen plaats maken voor een viertaktmotor met variator; ABS is nu een gegeven. De Vespa heeft nog steeds een cultstatus, ook al is de aanschafprijs aanzienlijk hoger dan die van de concurrentie. Ook de inruilwaarde is verrassend stabiel. Dit betekent dat een Vespa een echt alternatief is voor het kopen van aandelen.